Geschiedenis

Historie van het instrument

Inleiding

Veel kerken in Nederland en Duitsland bezitten een orgel dat is gebouwd door de Noord-Duitse orgelbouwer Arp Schnitger (1648-1719), de Stradivarius onder de orgelbouwers. Het Schnitgerorgel in de Grote of Sint Michaëlskerk te Zwolle is na de dood van Arp Schnitger voltooid door zijn zonen Frans Casper Schnitger en Johann George Schnitger. Het orgel was bij de oplevering in 1721 het grootste instrument in ons land en wordt nog steeds gerekend tot een van de beste Barokorgels ter wereld. Het orgel bevat ruim 4000 pijpen en telt 64 sprekende stemmen. De laatste grote restauratie werd in 1950 opgedragen aan de Zaanse orgelbouwer Dirk Andries Flentrop. Zijn plan werd in de jaren 1953-1954 uitgevoerd en was in die tijd een gedurfd voorbeeld van historiserend restaureren.

In 2001 werd het orgel opnieuw door Flentrop, en met behulp van vele vrijwilligers, geheel schoongemaakt. Het laatste onderhoud, restauratie van het speel- en registermechaniek dateert van het voorjaar 2008. 

Eind 2013 is de windvoorziening met de unieke twaalf originele Schnitger spaanbalgen volledig gerestaureerd. Het orgel kan nu weer worden getreden. Tijdens de balgen restauratie is duidelijk geworden, dat de balgenkamer de grootste en meest in oorspronkelijke staat verkerende windvoorziening van Schnitger in Europa is. Gelijktijdig is een historisch onderzoek uitgevoerd waarbij vele, nog niet bekende zaken, aan het licht zijn gekomen!

Met behulp van de resultaten van dit onderzoek wordt  een nieuw plan ontwikkeld hoe de rest van het orgel het best kan  worden gerestaureerd. Onder andere de tongwerken en de windvoorziening zijn aan een grondige opknapbeurt toe. Maar ook de beelden en de orgelkas vertonen mankementen die aangepakt moeten worden.

Het is onze  wens dat het Schnitgerorgel op haar 300e verjaardag in 2021 weer helemaal tiptop is en daar maken we ons sterk voor! Doet u mee?

Het eerste orgel

De eerste vermelding van de aanwezigheid van een orgel in de Grote of Sint Michaëlskerk is van 1505. Het is niet duidelijk wie ‘meister Johan’ is, die dit werk op zich nam.

Gedacht is aan Johan ten Damme, Johan Jacobsz. van Bilstein, Jan Graurock en Jan van Covelens. Het was een drieklaviers orgel met Pedaal: een als Blokwerk (32-34 sterk) uitgevoerd Hoofdwerk (24-voet), een Bovenwerk met 4 of 5 registers en een Rugpositief met vier stemmen.

In 1641 vond men de tijd gekomen om het orgel te moderniseren. Aan de orgelbouwer Jan Morlet III uit Arnhem werd opgedragen een bestek voor de verbouwing te maken.

Op inventieve wijze maakte hij de grondreeksen van het Blokwerk zelfstandig bespeelbaar op het pedaal. Het Blokwerk liet hij onaangetast. In 1643 was hij klaar met de verbouwing.

Door de ineenstorting van de toren in 1682 werd het oude orgel onherstelbaar beschadigd. Geld voor reparatie en herbouw van het orgel of voor de bouw van een nieuw orgel was er blijkbaar niet, want het orgel werd gedemonteerd en in afwachting van betere tijden opgeslagen.

De kerk bleef daarna jaren verstoken van een hoofdorgel, totdat in 1718 Bernard Huete, arts en burgemeester van Zwolle, een aanzienlijk bedrag schonk voor de bouw van een nieuw orgel. Zijn broer Thomas deed daar nog wat bij.

Schnitger

Via een Zwolse koopman werd contact gelegd met Arp Schnitger die voor een bezoek aan Zwolle werd uitgenodigd.  Na advies van de Amsterdamse organist en beiaardier Evert Haverkamp werd men het op 23 december 1718 eens over de bouw van een nieuw orgel in de Grote Kerk. Na het maken van een concept-bestek reisde Arp Schnitger terug naar Hamburg. Nadat zijn zoon Frans Casper Schnitger akkoord was gegaan met enkele aanvullingen op dit bestek werd een contract ondertekend op 3 januari 1719.

Voor het instrument, exclusief de kas, was een bedrag van f 11.000 uitgetrokken. Schnitger zou — met gebruik van een deel van het oude pijpmateriaal — een orgel bouwen met 46 stemmen, bestaande uit een Ober Manual (16-voet), Unter Manual (8-voet), Rückpositiv (8-voet) en een Pedal (16-voet). Al het benodigde materiaal aan steen, hout en ijzer moest door de stad worden geleverd. ln de Onze Lieve Vrouwekerk werd een werkruimte ter beschikking gesteld voor het gieten van de pijpen. ln april 1719 werd met de bouw van het orgel begonnen door Arp’s zonen Frans Caspar en Johann Georg. Arp zelf zou de voltooiing niet beleven; hij overleed in zijn woonplaats Neuenfelde op 71-jarige leeftijd en werd op 28 juli 1719 begraven.

Op 30 april 1720  werd een laatste contract voor de bouw gesloten om het instrument met nog een manuaal — een Borstwerk met 11 stemmen — uit te breiden. In totaal telde het orgel op dat moment  63 stemmen en was het gebouwd volgens het Werken Principe: ieder werk is gelijkwaardig en volkomen zelfstandig. In september 1721 werd het orgel door drie bekende organisten uit die tijd gekeurd, namelijk Evert Havercamp, Nicolaas Woordhouder en Aeneas Egbertus Veldcamps. Hun keuringsrapport is vol lof over het werk van de Noord Duitse orgelbouwer, maar bevat ook kritische opmerkingen en zelfs enkele wijzigingsvoorstellen. De gebroeders Schnitger trokken zich uiteindelijk niets aan van die kritiek. Het orgel bleef ongewijzigd.

Tot zijn overlijden in 1729 — hij werd op 15 maart van dat jaar begraven in de Grote Kerk — verzorgde Frans Casper Schnitger het onderhoud van het orgel. Daarna namen zijn opvolgers in het familiebedrijf het over.

Orgelkas

De ombouw voor het Schnitgerorgel is ontworpen door de Amsterdamse beeldhouwer Jurriaan Westerman. Vermoedelijk heeft Schnitger aanwijzingen gegeven voor het ontwerp, want de opzet van de kas vertoont overeenkomsten met die van het voormalige orgel in de Aa-kerk te Groningen, dat ook door Schnitger werd gebouwd.

Het ontwerp van de Rugwerkkas is ontleend aan het compositieschema van de Rugwerkkas van de Westerkerk te Amsterdam. De ornamenten zijn gemaakt in de stijl van Daniël Marot. De kas is bruin geschilderd geweest, want er zijn verfresten in die kleur op het houtwerk aangetroffen. De eikenhouten kas is thans weer blank gelakt.

Kleuronderzoek

In 2019 is aan Bert Jonker, kleurrestaurateur, opdracht verleend om nader onderzoek te doen naar de oorspronkelijke kleurstelling van orgel en orgelkas. Al lang is bekend dat het orgel oorspronkelijk niet de kleuren heeft gehad die het vandaag de dag heeft. Het huidige aanzicht is verkregen bij een grote restauratie in 1884, waarbij met een niet al te beste kwaliteit materialen is gewerkt.

Door de restauratie van Flentrop (’terug naar 1721′) ontstond een ‘mismatch’ tussen de klank van binnenuit en het aanzicht van het orgel van buitenaf. Door de nu voorgenomen restauratie, waarbij het orgel nog dichter bij de klank van ‘1721’ gebracht kan worden, zal dit verschil tussen ‘binnen’ en ‘buiten’ alleen nog maar verder toenemen.

De Grote Kerk heeft ook zelf architectonisch en qua kleurstellingen de nodige ontwikkelingen doorgemaakt in de afgelopen eeuwen. Daarom is het niet mogelijk, en ook niet wenselijk, om helemaal terug in de tijd te gaan. De verschillen tussen het orgel en de rest van de ensembles in de kerk – die nu een monumentale eenheid vormen – zouden te ver uit elkaar komen te liggen.

Op basis van het onderzoek door Bert Jonker en Cees van der Poel bleek het mogelijk om een reconstructie te laten zien. Aangetoond is dat alle beelden van het orgel en het suffiet in ieder geval egaal wit-grijs zijn geweest. Ook was de kas oorspronkelijk donkerder van kleur en waren vooral de zuilen onder het orgel zodanig gemarmerd, dat de kerk hierom in de 18e eeuw zelfs in het hele land werd geroemd. Het in die staat terugbrengen zou te ingrijpend worden. In overleg met de architect is toegewerkt naar een mogelijk haalbare kleurstelling. Het resultaat ziet u hier, waarbij ter vergelijking de gereconstrueerde situatie naast het huidige beeld is gezet.

Onderhoud/wijzigingen

Toen in 1790 het orgel op verzoek van het stadsbestuur werd nagekeken door de in Rotterdam wonende Andries Wolfferts en de in Utrecht gevestigde Gideon Thomas Bätz bleek er nogal wat aan het orgel te mankeren. Een eerste offerte werd te duur bevonden. De orgelbouwer Albertus van Gruizen uit Leeuwarden repareerde het orgel tegen een schappelijker prijs en bleef ook enkele jaren het onderhoud verzorgen.

1n 1837 was het orgel toe aan een volgende algehele opknapbeurt. Het werk werd door inschrijving op een vastgesteld bestek gegund aan de laagste inschrijver Petrus van Oeckelen uit Groningen en omvatte een groot aantal werkzaamheden, niet alleen reparaties, maar ook wijzigingen in de dispositie. Van Oeckelen zette vaart achter de klus; ruim een maand later lag al een keuringsrapport op tafel van organist S.A. Hempenius en J. Prins.

Afbeelding met tekst

Automatisch gegenereerde beschrijving

[Tekening: © Sarah van Veldhuizen, Zwolle]

Men bleef het orgel veranderen. In 1853 voerde de Zwolse orgelbouwer J.C. Scheuer een aantal onderhoudswerkzaamheden, maar ook enkele veranderingen uit. In 1882 werd het orgel nogmaals door Van Oeckelen onder handen genomen. Naast herstelwerkzaamheden werden opnieuw wijzigingen in de dispositie aangebracht.

Dat zelfde deed J. Proper in 1910 en de firma Van Dam in 1925.

Van het oorspronkelijke instrument was intussen niet veel meer over. Vooral de vulstemmen, die zo kenmerkend zijn voor de orgels uit de barok, waren bijna geheel verdwenen. Maar het barokke karakter zou nog verder worden aangetast door het Rugwerk in een zwelkast te plaatsen. Door J.C. Sanders werd in 1936 een elektrische tractuur voor het Pedaal aangebracht.

Flentrop 1953 / 1955

Na de Tweede Wereldoorlog bleek een ingrijpende restauratie noodzakelijk. Bovendien was het orgel ‘windziek’ en ook zwaar te bespelen. Een restauratiecommissie, de Nederlandse Klokken- en Orgelraad, orgelbouwbedrijf Flentrop, de Rijkscommissie voor Orgelbouw, individuele organisten en adviseurs, iedereen had zo zijn eigen visie op hoe de restauratie zou moeten worden uitgevoerd. Uiteindelijk werd ervoor gekozen om het orgel te restaureren met behoud en verbetering van de mechanische tractuur en herstel van de oorspronkelijke toonhoogte, en ook in veel andere opzichten met een terugkeer naar de toestand van 1721. De Zaanse orgelbouwer Dirk Andries Flentrop kreeg  in 1950 de opdracht. Het plan werd in 1953-1955 uitgevoerd.

In de chaos van pijpwerk van diverse orgelbouwers uit de afgelopen eeuwen bleek nog zoveel origineel materiaal aanwezig te zijn, dat aan de hand van de daarvan gemaakte mensuurtabellen de samenstelling van het ontbrekende en nieuw te maken pijpwerk mogelijk was. Het restauratieplan behelsde ook herstel van het pijpwerk, het aanbrengen van nieuw ivoor op de toetsen en het maken van een nieuw pedaalklavier. Hoewel enkele later aangebrachte wijzigingen bleven gehandhaafd, werd de dispositie van het orgel van Schnitger zoveel mogelijk hersteld, door gebruikmaking van het oorspronkelijke materiaal, maar ook door vervanging of nieuw werk door Flentrop.

[foto: Gerrit Bril]

In 1972 voerde Flentrop Orgelbouw opnieuw werkzaamheden uit, na advies van een groep daartoe uitgenodigde organisten. 

Restauratieplannen

Het eerste onderhoud- en restauratieplan

Tijdens de grote schoonmaakbeurt in 2000-2001 werd duidelijk dat het schitterende instrument nog een aantal jaren prima zou kunnen functioneren. Maar er werd ook veel duidelijk over de toestand van het instrument. Het kwam er op neer dat er vele redenen waren voor een grondige bezinning op de vraag hoe in de nabije toekomst met dit instrument om te gaan.

De Stichting Vrienden van het Schnitgerorgel (nu: Stichting Schnitgerorgel Zwolle) heeft zich hierin laten adviseren door de heren J. Jongepier (klank adviseur; tot 2007) en ir. H. Kooiker (geluidstechnicus). Beiden hebben een rapport uitgebracht met daarin een aantal aanbevelingen. Het rapport (uit 2002/2003) is ook besproken met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Vervolgens is in 2005 een aantal concrete stappen uitgewerkt.

Het orgel zou in delen worden geoptimaliseerd c.q. gerestaureerd. De volgorde waarin een en ander is gebeurd is zo gekozen dat we feitelijk stapsgewijs zouden toewerken naar waar het eigenlijk om gaat: de klank die uit het orgel komt.

Deel I 

Het eerste deel betrof de restauratie van speel- en registermechaniek. We hebben het dan over de klavieren maar ook de weg van de toets naar de windladen waar de pijpen op staan. U kunt zich voorstellen dat de bewegende onderdelen aan slijtage onderhevig zijn en dat het eigenlijk niet meer dan logisch is dat er ruim 50 jaar na de grote restauratie in de jaren vijftig een grondig herstel aan de orde was. De kosten van deze eerste fase bedroegen een kleine € 50.000,-. Begin 2008 is door de firma Flentrop begonnen met deze eerste fase. De werkzaamheden namen zo’n twee maanden in beslag.

Deel II 

Het tweede deel betrof de windvoorziening. In de balgenkamer achter het orgel bevindt zich de meest belangwekkende windvoorziening van Europa:  de twaalf Schnitgerbalgen, zogenaamde spaanbalgen, in vrijwel originele staat.

Slechts vier ervan konden worden gebruikt. De restauratie van de overige 8 balgen was zeer noodzakelijk en wenselijk om het orgel weer te kunnen treden en een stabielere windvoorziening te krijgen. Zoals in de inleiding al beschreven is deze restauratie in het jaar 2013 uitgevoerd, door de firma Flentrop uit Zaandam met de inzet van een aantal vrijwilligers. Deze werkzaamheden namen circa  5 maanden in beslag. De kosten van deze fase bedroegen rond de de € 60.000,-

Aanvullend onderzoek

Voordat een vergunning kon worden aangevraagd voor verdere restauratie, achtte de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) het noodzakelijk om verder onderzoek uit te laten voeren naar de historie en technische staat van het orgel .

Gelijktijdig met de restauratie van de balgenkamer verleende de stichting opdracht aan orgeladviseur Cees van der Poel (Hilversum), om nader onderzoek te doen naar de geschiedenis en de technische staat van het inwendige van het orgel en de balgenkamer.  Daarbij kwam veel nieuwe informatie boven tafel. Dit onderzoek kan worden gezien als een verbetering / aanvulling op eerdere onderzoeken die, zo bleek, lang niet altijd volledig waren. De gegevens / resultaten van dit onderzoek zijn op 2 oktober 2014 opgeleverd en tijdens een feestelijke avond overhandigd aan de wethouder van Cultuur, Jan Brinks, en de voorzitter van het stichtingsbestuur, Wilbert Potjes. Het voornemen is om te zijner tijd van het rapport een publieksversie te laten verschijnen.

Bestek en offertetraject

Met de gegevens uit het onderzoek rapport heeft de Stichting Schnitgerorgel Zwolle in 2015 opdracht gegeven aan Cees van der Poel om een bestek op te stellen voor de restauratie van het orgel. De doelstelling van de vorige restauratie uit 1956, “Terug naar 1721”, geldt opnieuw als uitgangspunt, maar de uitvoering wordt in lijn gebracht met de huidige inzichten in de oorspronkelijke staat van het orgel.

Op basis van dit bestek zijn enkele orgelbouwers uitgenodigd, om een offerte uit de brengen. Op basis van de uitgebrachte offertes is in 2018 gekozen voor verdere uitvoering door Flentrop.

Nu en de toekomst

In 1953 begon Dirk Andries Flentrop aan een algehele restauratie, die hij voltooide in 1956. In de decennia daarna werd het Schnitgerorgel wereldberoemd en middelpunt van een bloeiend muziekleven in Zwolle. Rond de laatste eeuwwisseling werd duidelijk dat de staat van het orgel achteruitging. Bovendien groeide de kritiek op de wijze waarop het orgel was gerestaureerd. Uit recent onderzoek komt evenwel naar voren dat Dirk Flentrop zeer behoedzaam te werk is gegaan. Als geen ander besefte hij dat een volgende generatie nog een volgende stap zou moeten zetten om het orgel werkelijk zijn oude glorie terug te geven. Alle afgedankte technische onderdelen heeft Flentrop bij het orgel bewaard, van de originele toetsen uit 1721 tot delen van de zwelkast uit 1926!

In 2013 zijn de balgen gerestaureerd. Het balgenhuis met twaalf spaanbalgen is de grootste windvoorziening die van Schnitger bewaard is gebleven. Uit het historisch onderzoek van adviseur Cees van der Poel werd duidelijk dat conservering van de toestand van 1956  niet het beste uitgangspunt voor een restauratie zou zijn. De kennis en ervaring is aanwezig om nog een laatste stap te zetten naar herstel van de toestand van 1721, zoals Dirk Flentrop reeds had voorzien.

Ter voorbereiding op aanvragen voor provinciale en rijkssubsidie is een restauratieplan opgesteld. Hierin is uitgewerkt wat er moet gebeuren.

Restauratieplan

Een belangrijk element van de restauratie wordt het verlengen van de oude pijpen en daarmee herstel van de oorspronkelijke mensuren en toonhoogte, dat wil zeggen een halve toon boven tegenwoordig normaal in plaats van de huidige hele toon.  Daarnaast zullen vulstemmen uit 1956 worden vervangen door registers van de juiste factuur en samenstelling. Ook zullen de kelen, tongen en bekers van tongwerken uit 1956 worden vervangen in  Schnitgerfactuur waarbij het tweemaal vermaakte bekermateriaal uit 1721 wordt hergebruikt. Over de stemming van het orgel zal nog een besluit worden genomen in overleg met de RCE. De oorspronkelijke toetsen heeft Flentrop destijds nauwkeurig gekopieerd (anders dan in sommige publicaties wordt beweerd). De oorspronkelijke toetsen zijn teruggevonden. Onderzocht zal worden of terugplaatsing verantwoord mogelijk is. De dispositie van 1721 wordt hersteld, met dien verstande dat de Viola 8′ van Van Oeckelen (1837) – die in 1956 werd gehandhaafd – zijn plaats zal behouden. Niet onbelangrijk is de terugkeer van de Quint 12′ in het Pedaal. Ten slotte zal het orgel zowel op een windmotor als met ‘getreden wind’ bespeeld kunnen worden.

Kleuronderzoek

Het aanpassen van de kleuren van het orgel maakte oorspronkelijk nog geen deel uit van het restauratieplan. Maar werkendeweg werd duidelijk dat wanneer het orgel inwendig zoveel mogelijk teruggebracht wordt naar 1721, dit ook moet gaan gelden voor de orgelkas. Een inwendig barokorgel met de huidige 19e eeuwse uitstraling is een mismatch.

Om die reden heeft de stichting Schnitgerorgel Zwolle kleurspecialist Bert Jonker opdracht gegeven tot het onderzoeken van de kleuren die de kas in de afgelopen 300 jaar heeft gehad. Op basis van het onderzoek van Bert Jonker is voorgesteld om – wanneer het enigszins mogelijk is – de kleurreconstructie mee te nemen in de fondsenwerving. Voor het RCE was dit een belangrijk onderwerp voor de toekenning van de rijkssubsidie. Samen met de architect – die de restauratie van het interieur van de Grote Kerk begeleidt – wordt nog bepaald welke kleurstelling het beste past bij de overige beeldbepalende historische elementen in de kerk. Ga voor meer informatie over het onderzoek van Bert Jonker naar de pagina orgelkas.

vergelijking 1721 (rechts) versus 2019 (illustratie: Bert Jonker)

Start van de restauratie

Een belangrijke mijlpaal voor zicht op daadwerkelijke restauratie was de toekenning van subsidie door de provincie Overijssel in 2018. Kort daarop werd besloten het binnenwerk van het orgel te demonteren. Er werden namelijk werkzaamheden uitgevoerd aan de kerkvloer in de Grote Kerk. Demontage bood de beste bescherming tegen bouwstof. Vervolgens trad drie jaar stilstand op, doordat de aangekondigde rijkssubsidieregeling voor klinkend erfgoed niet in 2019, maar pas in het najaar van 2021 werd opengesteld. Nadat de rijkssubsidie eindelijk per half januari 2022 was toegekend, bleek er nog een financieel gat van bijna acht ton te overbruggen. Stichting Academiehuis de Grote Kerk en Stichting Schnitgerorgel Zwolle hebben het desondanks aangedurfd om de restauratie in opdracht te geven toen een anonieme Zwollenaar een garantstelling gaf. Die houdt in dat er een overbruggingsfinanciering beschikbaar is als de fondsenwerving even achterblijft bij de betalingstermijnen. Dankzij deze garantstelling wordt voorkomen dat de financiering door kostenindexeringen alleen maar steeds verder achterop raakt. Dit heeft er toe geleid dat op 26 april 2022 het startschot voor de restauratie kon worden gegeven door mw Nel Schnitger, afstammeling van Arp.

Vergunningen verleend

Op 25 april 2019 is de Omgevingsvergunning verkregen van de gemeente Zwolle voor het restaureren/reconstrueren van het Schnitgerorgel in de Grote Kerk.

Vervolgens is op 22 juni 2020 de vergunning van de gemeente Zwolle verkregen voor het herstellen van de orgelkas van het Schnitgerorgel in de Grote Kerk.

Kosten en planning

De totale kosten van deze ingreep worden begroot op ruim € 2,0 miljoen ex BTW. Met de bijdragen van de Provincie Overijssel en het Rijk is 60% gedekt. Er ligt een opgave om nog € 800.000 euro binnen te halen, maar we kunnen wel starten dankzij de aanwezige voorfinanciering.

In 2022 wordt de orgelkas geschilderd, wordt het beeldhouwwerk hersteld en worden de ruim 350 frontpijpen gerestaureerd. Eind 2024 wordt het Rugpositief bespeelbaar opgeleverd en eind 2025 zal het gehele binnenwerk weer teruggeplaatst zijn, waarbij het orgel naar verwachting begin 2026 weer in gebruik kan worden genomen.

Aangezien het orgel in 1723 zijn definitieve kleur kreeg, hopen we per 2023 weer te beschikken over een prachtig plaatje in Academiehuis Grote Kerk Zwolle die we eeuwenlang niet meer in die vorm hebben gezien. Op het prachtige geluid moeten we nog even wachten, maar het wordt fantastisch! We houden u op de hoogte van de ontwikkelingen.

(met dank aan Robert Helder en Cees van der Poel voor delen van de informatie)